Op een zonnige herfstdag kleuren de bossen rond Westerbork rood, oranje en goud. De lucht is helderblauw, de stilte bijna tastbaar. Aan de horizon staan de grote schotels van ASTRON als futuristische wachters in het veld. In die verstilling laat een plan van de architecten van Mecanoo voor Herinneringscentrum Kamp Westerbork het landschap zelf spreken. Geen decorstukken, geen nagebouwde barakken, maar paden, grassen, bloemen en kruiden die het verleden zichtbaar maken. “Het is een zeer bijzondere plek, gezien alles wat er is gebeurd,” zegt Francine Houben, creative director en founding partner van Mecanoo. “We willen er versterken wat er al is met heel subtiele ingrepen. Zo kan het landschap ruimte bieden aan herinnering én bezinning.”
Mecanoo maakte het landschapsplan voor de vernieuwing van het kampterrein en de bezoekersroute. In opdracht van Herinneringscentrum Kamp Westerbork werkt het ontwerpteam gefaseerd: eerst een pilot met barakvelden en proefvakken, daarna wellicht opschaling over het terrein. Het uiteindelijke doel: het kamp leesbaar maken via het landschap en bezoekers rustig en respectvol door het gebied leiden.
Wandel je nu het terrein op, dan valt direct een rustig raster op. Het voormalig kampterrein is alleen al vanwege zijn omvang indrukwekkend. Dat komt niet door gebouwen, maar door in de grond geslagen piketpaaltjes die de contouren van de voormalige barakken aangeven en het op een andere manier maaien en beheren van het groen. Sommige velden blijven hoger en bloemrijk, het andere wordt korter gehouden. Daardoor verschijnen de oude barakvelden als lichte en donkere vlakken. Je voelt de schaal van het kamp zonder dat iets is nagebouwd. Houben: “We willen geen illusie maken. Het beheer wordt ons ontwerp, zo is de bedoeling.”

Voor het ontwerp is het hele terrein door ecologen van Eco Reest in kaart gebracht. Het gebied bleek een lappendeken van biotopen: langs paden wordt vaker gemaaid, verderop liggen grote, rustige velden met kruiden, bloemen en gras. De bodem is afwisselend: droge, schrale zandgronden met hier en daar leem, waardoor in het noordoosten natte vingers ontstaan. In het oosten is de bodem vochtiger; daar groeien meer riet- en zeggesoorten. “We werken met het canvas dat er ligt,” zegt associate landscape architect Anne Marie van der Weide. “Bodem, water en de soorten die er al zijn, bepalen waar we iets toevoegen en waar we juist afblijven.”
Dat vraagt om precisie. Het gebied ligt in het Natuurnetwerk Nederland, is een inzijggebied voor de Drentsche Aa en is ook nog radiostil vanwege de radiotelescopen. Alles wat je hier dus wil gaan doen – materiaalkeuze, beplanting, verlichting – moet terughoudend en slim zijn.
De plattegrond zoals die was bij de bevrijding van het kamp in 1944 moet in de plannen worden gelezen via het groen. Door het maaibeheer af te stemmen op de verschillende biotopen ontstaat er een zo gebieds getrouw mogelijk pallet waarbinnen de barakvelden beter leesbaar worden. Op tien plekken komt in de plannen extra duiding: een verhard veld met de plattegrond op ware grootte van de barak die er ooit stond, met verhalen en geluidsfragmenten. Dat kan gaan over een registratiebarak, het ziekenhuis, strafbarakken of een Molukse woonbarak.
Het kampterrein kent verspreid liggend een aantal kwetsbare gebieden. Het zijn de zones vallend onder heideschrale graslanden waar kwetsbare en bedreigde soorten zoals zandzegge, steenanjer en grote tijm groeien. Nauwkeurig wordt onderzocht welk type beheer past bij deze zones. De ene zone gedijt mogelijk goed bij nog meer verschralen om onderscheid te kunnen bewerkstelligen tussen barakvelden en terrein. Andere kwetsbare zones verlangen weer een andere aanpak. Er zijn ook schrale vergraste delen die weer een ander aanpak vergen om hier de barakvelden leesbaar te maken. Het zal het komende jaar dus pionieren worden, waarbij goede afstemming met Staatsbosbeheer, de provincie Drenthe en ecologen gewenst is om met respect voor de natuur het wensbeeld te behalen.

Voor de pilot werkte het team samen met zadenkwekerij Cruydt-Hoeck en aannemer Donker Groen. Projectadviseur Roelof Jan Koops: “De bodem is altijd de basis. Vocht en voedselrijkdom bepalen wat kan, net als de natuurlijke verspreiding van soorten in Drenthe.”
Koops zorgde in de pilot voor een bloeiboog: soorten die vroeg én laat bloeien, zodat insecten het hele seizoen voedsel vinden. “We voegden in het eerste jaar wat eenjarigen toe” zegt hij.
“Dan staat er meteen iets moois, terwijl de vaste planten uit het mengsel zich nog aan het ontwikkelen zijn.” Het precieze recept van het mengsel hangt af van kiemkracht, ruimtebehoefte en zaadgewicht van elke soort. Omdat het terrein in een groter natuurgebied ligt en in eigendom is bij Staatsbosbeheer is gekozen voor een mengsel met soorten die hier van nature voorkomen.
Zaadleverancier Cruydt Hoeck werkt met regionaal genetisch materiaal. In het wild wordt voorzichtig en met toestemming van terreinbeheerders zaad verzameld van soorten die er van nature voorkomen. Dat zaad wordt eerst kleinschalig vermeerderd en daarna verder opgeschaald naar een akkerbouwmatige productie. Zo blijven eigenschappen van de regionale flora behouden en sluiten de planten goed aan bij het insectenleven dat het insect herkent als ‘plant van hier’.
Een bijzondere rol is weggelegd voor de lupine. Die komt voort uit de bosbouwhistorie: het werd bij het inplanten en inzaaien van het nieuwe bos als plant ingezaaid als een soort groenbemester. Zo is in oude opstandsleggers van Staatsbosbeheer nog terug te lezen. De plant komt dan ook voor in dagboeken en herinneringen van mensen die in Kamp Westerbork verbleven. Dat maakt de soort onderdeel van het collectief geheugen. Roelof Jan Koops van Cruydt Hoeck: “Lupine kan zich lokaal echter snel uitbreiden. Daarom is de aanpak dubbel: we erkennen de herinneringswaarde, maar we moeten waken voor dominantie.”
De pilot loopt bijna ten einde. De barakvelden zijn ondertussen uitgebloeid, maar bieden door het silhouet van de droog wordende bloemen en kruiden nog steeds een bijzonder gezicht op hoe het kamp er vroeger uitzag.
Alle betrokken partijen gaan in de komende periode nog meerdere malen samen rond de tafel om de resultaten en bevindingen te bespreken. In het plan van Mecanoo wordt maaien in de toekomst geen routine maar een ontwerpkeuze. Eco Reest, Staatsbosbeheer, de provincie Drenthe en herinneringscentrum Kamp Westerbork bepalen straks in nauw overleg wat uit het plan van Houben en Van der Weide kan worden uitgevoerd. Wellicht dat nog maar één keer per jaar of zelfs om het jaar de barakvelden gemaaid worden. Langs paden en kruisingen wordt dan vaker gemaaid, zodat het contrast – en dus de leesbaarheid – blijft. Van der Weide: “We stemmen het beheer af op de fenologie: wanneer planten bloeien en zaden zetten. Soms helpt juist later maaien de kwetsbare soorten vooruit.”
Want in en rond Kamp Westerbork groeien kwetsbare soorten, zoals de klokjesgentiaan. Dat vereist voorzichtigheid: constant blijven kijken, meten en bijsturen. Tegelijk is er alertheid nodig op invasieve exoten zoals reuzenberenklauw en reuzenbalsemien; ook lupine kan zich lokaal snel uitbreiden. Daarom gelden simpele regels: machines schoon, wortels en zaden niet verspreiden en op tijd verwijderen vóór de zaadzetting.
Tussen het museum en het kampterrein ligt zo’n drie kilometer verharde weg die dienstdoet als gedenklaan. Langs de weg staan de data waarop de 93 transporten vertrokken – met daarin de meer dan honderdduizend Joden en Sinti en Roma die van doorvoerkamp Westerbork naar de vernietigings- en concentratiekampen in Duitsland en Polen werden afgevoerd. In het plan van Mecanoo wordt die route een groene ruggengraat waarop gewandeld, gefietst of met elektrische wagentjes gereden wordt tussen kampterrein en museum. Markeringen met een ritme als spoorbielzen begeleiden de bezoekers straks door bosranden en open velden. Die reis wordt zo bewust vertraagd: je krijgt de tijd om te kijken en na te denken.
“Dit is misschien wel mijn meest emotionele project,” zegt Houben. “Toen ik door Westerbork-directeur Bertien Minco werd gevraagd voor deze opdracht ben ik er heel snel naartoe gereden. Van alle voormalige kampen uit de Tweede Wereldoorlog neemt Westerbork een bijzondere plek in: het was een doorgangskamp, geen concentratie- of vernietigingkamp. Bovendien zijn er unieke filmbeelden van het leven in het kamp bewaard gebleven. Zulke beelden bestaan van geen enkel ander kamp. We willen absoluut niets nabouwen dat er niet meer is, maar willen een ervaring ontwerpen: je voelt straks de schaal en de stilte, je hoort de wind in het gras, je ziet het verschil tussen gemaaid en ongemaaid. De commandantswoning, een rijksmonument, wordt geen blikvanger maar een tweede, rustig entreepunt. Materialen worden mat en aards, de verlichting blijft beperkt om nachtelijk leven in de natuur niet te schaden. Ook de informatie wordt gedoseerd: waar het kan via geluid en aanraking. Zo blijft het groen het verhaal dragen en blijft er ruimte om zelf te voelen en te begrijpen.”