Het vergroenen en verduurzamen van schoolpleinen is in opmars, maar eenvoudig is het allerminst. Dat blijkt uit het gesprek met architect Joost Hillen en landschapsarchitect Timo Cents. Wat begon als een toevallige ontmoeting op het schoolplein van hun kinderen in Utrecht, groeide al snel uit tot een intensieve en vruchtbare samenwerking. Inmiddels zijn ze gezamenlijk betrokken bij uiteenlopende onderwijsprojecten door heel Nederland, van kinderdagverblijven tot basisscholen en middelbare scholen.
“We zagen hoe versteend de pleinen van onze kinderen waren,” vertelt Cents. “Een paar rode lijnen, wat afgeschilferde verf, verder vooral tegels. Geen boom, geen struik, laat staan ruimte voor avontuur of natuurbeleving.” Die constatering bracht hen ertoe hun krachten te bundelen. Hillen, medeoprichter van j2o Architectuur, heeft een lange staat van dienst in de onderwijsbouw. Cents brengt als landschapsarchitect een schat aan ervaring in buitenruimte en vergroening. Samen streven zij naar integrale ontwerpen waarbij gebouw en buitenruimte in elkaars verlengde liggen.
De wens om groene schoolpleinen te realiseren leeft breed, zowel bij schoolbesturen als bij ouders, overheden én natuurlijk kinderen . Maar de praktijk blijkt weerbarstig. “De buitenruimte is vaak het sluitstuk van het bouwproces,” stelt Hillen. “Als het budget op is, blijft er voor het plein weinig over.” Cents vult aan: “En als het dan al groen wordt, zie je vaak dat het onderhoud vergeten wordt. Binnen de kortste keren is het stuk gespeeld.”
Volgens het duo is er sprake van een duidelijke spagaat tussen ambitie en realiteit. Er is steeds meer aandacht voor vergroening, klimaatrobuustheid en speelkwaliteit, maar die thema’s botsen regelmatig met krappe budgetten, strikte regelgeving en beperkte ruimte. “Een boom van tienduizend euro of een klimtoestel van hetzelfde bedrag? Die keuze moeten we continu maken,” aldus Cents. Bovendien wordt het onderhoud zelden structureel meegenomen in de exploitatie.
In Nederland heerst een cultuur waarin modderige schoenen en natte kleding ongewenst zijn. “Kinderen mogen niet vies worden, terwijl juist dat essentieel is voor hun ontwikkeling,” zegt Cents. Het contrast met bijvoorbeeld Scandinavië is groot. Daar is buitenspelen in de natuur vanzelfsprekend. In Nederland overheerst voorzichtigheid. “Vanaf een hoogteverschil van een meter, verschijnt er om de zestig centimeter een hekje,” zegt Hillen met een glimlach.
Toch zijn er positieve ontwikkelingen. Nieuwe scholen krijgen steeds vaker ‘binnen-buitenruimtes’, waarbij lokalen direct toegang hebben tot een buitenruimte. Ook worden groendaken, nestgelegenheden voor vogels en infiltratiezones voor regenwater meegenomen in het ontwerp. “We willen geen parasols, maar bomen voor schaduw,” stelt Cents. Daarbij denken ze ook na over biodiversiteit, natuurlijke speelaanleidingen en de invloed van het schoolplein op sociaal gedrag en zintuiglijke ontwikkeling.
Een van de grootste uitdagingen is ruimte. Groene schoolpleinen vragen meer vierkante meters, terwijl scholen vaak juist te maken hebben met beperkte kavels. Daar komt bij dat scholen, zeker in binnenstedelijke gebieden, met talloze functies rekening moeten houden: fietsenstallingen, afvalcontainers, kiss & ride-zones en meer. “En dan hebben we het nog niet eens over waterberging, hittestress en regelgeving rond toegankelijkheid,” voegt Hillen toe.
“Het is puzzelen op elk niveau,” aldus Hillen. “Daarom is het belangrijk dat landschapsarchitectuur vanaf het begin wordt meegenomen in het ontwerp. Niet als laatste stap, maar juist als vertrekpunt.”
Cents en Hillen benadrukken dat groene schoolpleinen niet alleen iets zijn van ontwerpers en schoolbesturen. Onderhoud is een cruciale factor. “Als de enthousiaste oudergroep wegvalt, valt het tuinplan in duigen,” zegt Cents. Gemeenten, scholen en buurtbewoners moeten daarom samen optrekken. Daarnaast is professionele ondersteuning vaak noodzakelijk om kwaliteit en continuïteit te waarborgen.
Tot slot pleiten de twee voor realisme. “We kunnen niet overal Scandinavische natuurparadijzen realiseren,” zegt Hillen. “Maar met creativiteit, samenwerking en visie kunnen we schoolpleinen wel degelijk groener, duurzamer en leuker maken. En misschien, heel misschien, worden ze er ook wel een beetje magischer van.”