“Vroeger heb ik weleens een gezonde boom weggehaald puur omdat iemand dat wilde,” vertelt landschaps- en tuinarchitect én boomverzorger Sandor Walinga. “Daar kreeg ik achteraf zo’n slecht gevoel bij dat ik heb besloten het niet meer te doen.” “Laten we het belang van bomen niet onderschatten,” zo vervolgt hij. “Ze zorgen voor verkoeling, biodiversiteit, zuurstof, schone lucht, noem maar op. We moeten hun kracht benutten, in plaats van met een rigide schema of drastische maatregelen in te grijpen. Wanneer ik zie dat mijn klanten ook overtuigd raken om een waardevolle boom te behouden, weet ik dat ik er goed aan doe.”
Walinga runt vanuit Bolsward zijn omntwerpbureau Buro Walinga en is aangesloten bij zowel De Bloeimeesters als Wilde Weelde. Binnen die samenwerkingsverbanden vindt hij gelijkgestemden die streven naar een plantenrijk en natuurinclusief ontwerp. “Mijn vader is hovenier en had een tuincentrum, dus ik ben opgegroeid tussen de planten en bomen. Na mijn opleiding aan Hogeschool Van Hall Larenstein heb ik kort bij een landschapsbureau gewerkt, maar al snel besloot ik mijn eigen pad te volgen. De liefde voor beplanting, en met name voor bomen, heb ik dus met de paplepel ingegoten gekregen.”
Waar bomen vroeger vooral als kostenpost of risico werden gezien – denk aan vallende takjes en bladeren, schaduwoverlast en de angst voor omvallende stammen – beseft men tegenwoordig steeds beter wat bomen opleveren. Walinga ziet in zijn praktijk en in gesprekken met opdrachtgevers dat de blik op bomen langzaam maar zeker is verschoven van ‘onnodige luxe’ naar ‘noodzakelijk onderdeel van een gezond ecosysteem’. “In stedelijke maar ook landschappelijke plannen is het belang van bestaande, volwassen bomen ineens een gesprekspunt, waar men eerder geneigd was alles te kappen en van nul af aan te beginnen. Dat we deze omslag nu maken, bewijst dat de waardering voor groen structureel aan het groeien is.”
Over welke boomsoorten het best passen in de Nederlandse leefomgeving, is Walinga heel duidelijk: “Het draait om diversiteit. Wie alles inzet op één soort, loopt bij een bepaalde ziekte of veranderend klimaat een groot risico. Bovendien leent de ene locatie zich beter voor inheems groen, de andere voor uitheemse bomen die bestand zijn tegen hitte of extreme droogte. Een hybridevorm van inheems en uitheemse boomsoorten toepassen is het meest toekomstbestendig.Daarbij is het volgens Walinga essentieel om ook rekening te houden met factoren als bodemgesteldheid en waterhuishouding, zodat elke boomsoort de juiste groeikansen krijgt. Het is geen dogma dat alles inheems moet zijn, maar vindt de balans tussen soorten die hier in Noordwest-Europa van nature voor kunnen komen en boomsoorten uit andere werelddelen. Zo vergroot je de biodiversiteit én je zekerheid voor de toekomst. Tegelijkertijd ontstaan er, door veranderende weersomstandigheden, nieuwe mogelijkheden voor boomsoorten die hier langzaam maar zeker aarden. Die variatie vormt een robuuste basis, omdat een breed palet aan soorten beter bestand is tegen ziekten, plagen en wisselende klimaatextremen.”
Of een boom nou inheems of uitheems is, in Walinga’s ogen geldt in alle gevallen: snoei zo min mogelijk. “Een boom kent zijn eigen groeivorm. Wij snoeien vaak om veiligheidsredenen, maar dat gebeurt nog te vaak met de botte bijl. Als je in één keer grote takken weghaalt, zal een boom reageren met overmatige groei, wat tot verzwakking en een onnatuurlijke vorm kan leiden. Ik probeer daarom zoveel mogelijk te kijken naar de structuur en de behoeften van elke afzonderlijke boom, in plaats van klakkeloos te volgen wat een protocol voorschrijft.”
Vooral in de openbare ruimte ziet hij ruimte voor verbetering. “Gemeenten hebben begrijpelijkerwijs strikte richtlijnen. Vaak betekent dit dat er op vaste tijdstippen en heel uniform gesnoeid wordt. Maar zo ga je voorbij aan de individualiteit van bomen. Bovendien onderschat men soms de ondergrond: als wortels geen ruimte hebben of als er te veel verharding is, krijg je op termijn zwakke en instabiele exemplaren. Ook dát is een veiligheidsaspect. Zo’n ‘one size fits all’-benadering kan dan juist averechts werken.”
In steeds meer stedelijke ontwerpen duiken bomen op daken op, een ontwikkeling waar Walinga gemengde gevoelens bij heeft. “Aan de ene kant is het fantastisch dat je door ruimtegebrek naar alternatieven zoekt. Maar een boom in een bak of op een daksysteem is per definitie een soort bonsaiversie: de wortelruimte is beperkt, net als de voeding en het water. Dat vereist zorgvuldig onderhoud en een uitgekiende constructie. Op die manier kun je een stad groener en koeler maken. Maar idealiter kijk je eerst of een boom niet gewoon de grond in kan, waar hij zijn natuurlijke groei kan doormaken.”
Walinga benadrukt daarnaast dat een boom niet alleen ecologisch, maar ook financieel waardevol is. “Het is lastig om harde cijfers te geven, maar je kunt een boom zeker taxeren op basis van leeftijd, gezondheid en locatie. Veel mensen onderschatten wat een volwassen boom indirect kan opleveren.” Denk daarbij aan het beperken van hittestress en het bieden van schaduw, waardoor je energiekosten voor airconditioning bespaart. Daarnaast stijgt de vastgoedwaarde vaak door de aanwezigheid van volwassen groen. “Bomen zijn een investering,” aldus Walinga. “Mits je goed zorgt voor bodem, wortels en kroon, heb je er decennialang profijt van en de boom eeuwenlang.”
Bomenboekentips van Walinga:
‘Bomen beter begrijpen’ van Willem Peeters
‘Hoe lees je een boom’ van Tristan Gooley
‘Het Groene Goud, 50 jaar boomverzorging in Nederland’ van Jorn en Lia Copijn