Wat twee jaar geleden begon als tijdelijke vergroening van het Bestuurskwartier in Arnhem, heeft zich ontwikkeld tot een ecologisch inspirerend voorbeeld van hoe publieke ruimte kan worden getransformeerd. Het project Superbloei weerspiegelt innovatieve denkbeelden over vergroening, biodiversiteit, beheer en klimaatadaptatie. Mark Spaan, Henk Wentink, Arjan Boekel en Maik Knuiman vertellen hoe samenwerking, visie en creativiteit resulteerden in een bijzondere groene oase.
Volgens Mark Spaan, landschapsarchitect en associate bij LOLA Landscape Architects, was de opdracht helder: radicaal vergroenen en een significante bijdrage leveren aan stedelijke biodiversiteit. De ambitie ging verder dan alleen het visuele aspect: de locatie moest actief bijdragen aan de versterking van ecologische verbindingen en de verbetering van klimaatadaptatie binnen het stedelijk gebied. Spaan benadrukt dat Arnhem hiermee niet alleen een groene ruimte creëerde, maar een krachtige ecologische visie ontwikkelde: “Het was meer dan groen alleen; het ging echt om het herstellen van de ecologische en stedelijke samenhang. We wilden niet enkel mooie plekken maken, maar vooral ook waardevolle natuur terugbrengen naar het hart van de stad.”
Henk Wentink van de gemeente Arnhem voegt daaraan toe dat de keuze voor LOLA Landscape Architects niet toevallig was. “We kozen bewust voor een bureau dat bekend staat om zijn innovatieve, creatieve en soms onconventionele aanpak,” licht Wentink toe. “Traditionele benaderingen en standaardoplossingen zijn bij dit project bewust vermeden. Het doel was om iets onderscheidends neer te zetten; een plek die duidelijk laat zien welke verrassende en positieve resultaten er mogelijk zijn als je groenbeheer slim combineert met vooruitstrevende bestekken en visiegedreven ontwerpen. De keuze voor LOLA paste perfect bij onze ambitie om een opvallend voorbeeldproject neer te zetten dat kan inspireren en navolging verdient.” Wentink vertelt ook hoe essentieel de samenwerking tussen gemeente en provincie was voor het succes van het project: “We stonden gezamenlijk achter de groene ambities. Zowel de provincie als de gemeente wilde een duidelijk statement maken over vergroening, klimaatadaptatie en biodiversiteit. Omdat we iets bijzonders met de beplanting wilden doen hebben we De Bloeimeesters erbij gevraagd.”
Arjan Boekel (projectleider De Bloeimeesters) beschrijft zijn visie achter de hybride beplantingsstrategie als volgt: “We wilden het spectaculaire effect van een superbloei combineren met langdurige ecologische meerwaarde. Ons doel was om het kortdurende spektakel van kleurrijke bloei te gebruiken om mensen te enthousiasmeren voor biodiversiteit, terwijl we tegelijkertijd een robuust, toekomstbestendig ecosysteem opbouwden.”
Het concept “Superbloei” vond zijn inspiratie in natuurlijke fenomenen in Californië en het Verenigd Koninkrijk, waar soms immense uitbarstingen van kleurrijke eenjarige planten plaatsvinden, dankzij optimale weersomstandigheden. Boekel stelde voor om deze aanpak te verrijken door vaste planten te introduceren, die na verloop van tijd de rol van de eenjarige planten zouden overnemen. Dit hybride systeem zou zorgen voor een afwisselend visueel spektakel in de eerste jaren en evolueren naar een stabielere vegetatie die op lange termijn veel onderhoudsvriendelijker is. Bovendien draagt het bij aan het verhogen van biodiversiteit en verbetert het de klimaatbestendigheid van de groene ruimte, waardoor het beter bestand is tegen droogte, extreme hitte en zware regenval. ❯
Een andere belangrijke innovatie van het project was de keuze voor een bijzondere aanpak van de bodemgesteldheid. “Door bewust te kiezen voor een schrale, zanderige bodem, dwongen we planten om diepere wortelstelsels te ontwikkelen,” legt Boekel uit. “Dit heeft meerdere voordelen. Planten met diepere wortels kunnen beter tegen droogte, wat hen minder kwetsbaar maakt in periodes van extreme weersomstandigheden, en het verlaagt tegelijkertijd de kosten voor onderhoud aanzienlijk, omdat er minder behoefte is aan kunstmatige irrigatie.”
Maik Knuiman, destijds opdrachtgever vanuit de Provincie Gelderland, koos bewust voor een open aanpak. Knuiman is momenteel strategisch adviseur en trekker Buyergroup Groenvoorzieningen waarbinnen publieke opdrachtgevers (o.a. Rijkswaterstaat, Rijksvastgoedbedrijf, gemeenten, provincies en waterschappen) op nationaal niveau een gezamenlijke marktvisie en inkoopstrategie ontwikkelen en aan de slag gaan met herstel en ontwikkeling van biodiversiteit middels Groenvoorzieningen. “Mijn filosofie was simpel: dit is het budget, ga los.” Volgens Knuiman gaf dit ruimte aan creativiteit en snelle uitvoering, mede mogelijk gemaakt door een intensieve samenwerking in een integraal bouwteam. “In plaats van te denken in beperkingen, dacht ik: laten we ruimte geven aan vakmanschap en vertrouwen op de kennis van ontwerpers, uitvoerders en beheerders. Dat zorgt voor energie in het proces,” aldus Knuiman.
De snelheid van uitvoering bleek cruciaal vanwege de timing van het plantseizoen. “We zaten in februari en wilden binnen enkele maanden aanplanten. Dat dwong ons tot snel en doordacht handelen,” zegt hij. “Maar die tijdsdruk leidde niet tot stress, integendeel: het vergrootte het momentum en stimuleerde samenwerking.” Dankzij korte lijnen, snelle besluitvorming en gedeeld eigenaarschap ontstond er volgens Knuiman een dynamiek die het project naar een hoger niveau tilde. “Je zag gewoon dat iedereen extra gemotiveerd was. We wisten: dit is een unieke kans, en die pakken we.” Ook later in het proces bleef die energie behouden, mede doordat de resultaten vrijwel meteen zichtbaar waren. “Een paar weken na de aanplant kwamen al de eerste reacties van voorbijgangers die geraakt waren door de bloemenzee. Dat gaf erkenning en bevestigde dat we op het juiste spoor zaten.” Knuiman ging ook met de Buyer group Groenvoorzieningen op bezoek bij verschillende landelijke voorbeelden om te kijken wat bruikbaar is voor opschaling. “Zo zijn we ook bij Super Bloei in Arnhem geweest met een delegatie van ecologen, beplantingsexperts, opdrachtgevers, inkopers en ontwerpers.”
Een belangrijk aspect van het succes zit in het beheer. Boekel benadrukt dat dit project vraagt om gespecialiseerde kennis en toewijding: “Je kunt dit niet aan standaard onderhoudsteams overlaten. Specialistische kennis van planten en ecologie is essentieel. Je moet snappen wat je beheert — weten wanneer je in moet grijpen en wanneer je juist moet laten gebeuren.”
Knuiman onderstreept het belang van deze vakkennis door te vertellen over de unieke aanpak bij Superbloei: “We hebben iemand opgeleid die het beheer doet met een diepgaande kennis én trots. Die betrokkenheid zie je terug in het resultaat. Het is niet zomaar groenonderhoud; het is ecologisch vakmanschap.”
Ook Spaan merkt op dat het beheer van het project in zekere zin de kroon op het ontwerp is: “Het mooiste ontwerp valt in duigen als het beheer niet aansluit bij de visie. Het vraagt vertrouwen van de opdrachtgever om daar in te investeren, en het loont altijd.”
Wentink sluit zich daarbij aan: “Het onderhoudsteam is in zekere zin de onzichtbare kracht achter het succes van Superbloei. Zij zorgen ervoor dat het niet alleen mooi begint, maar ook mooi blijft — en zelfs rijker wordt met de jaren.”
De ecologische waarde is volgens Boekel overduidelijk zichtbaar in de diversiteit aan planten, insecten en vogels die inmiddels hun weg hebben gevonden naar het gebied. “Wat je ziet is een explosie van leven: wilde bijen, vlinders, hommels, maar ook vogels zoals de roodborst en het winterkoninkje zijn inmiddels vaste bewoners. Dit project laat zien hoe snel en effectief je stedelijke biodiversiteit kunt verhogen als je durft te investeren in de juiste basis.”
Volgens Spaan is het succes niet alleen zichtbaar in flora en fauna, maar ook in de manier waarop mensen het groen ervaren: “We horen terug van omwonenden en voorbijgangers dat ze zich verbonden voelen met het groen. Ze zien de seizoenen veranderen, ontdekken nieuwe planten en genieten van de rust die het gebied uitstraalt. Die sociale waarde is minstens zo belangrijk als de ecologische.”
Kan dit concept ook elders worden toegepast? Boekel denkt van wel, zij het met nuance: “Niet elke plek is geschikt voor deze aanpak, maar met goede afstemming en kennis kan het op veel meer plekken succesvol zijn. Je moet echt kijken naar de bodemgesteldheid, de ligging en het beschikbare beheer.”
Ook Knuiman ziet volop mogelijkheden voor bredere toepassing: “Door goede uitvragen, bewust beheer en integrale samenwerking kunnen vergelijkbare projecten gerealiseerd worden. Je hoeft het niet exact te kopiëren, maar de principes zijn universeel toepasbaar.”
Volgens Spaan is vooral de ontwerpvrijheid essentieel om dit soort projecten elders van de grond te krijgen: “Zodra je ontwerpers ruimte geeft om te experimenteren met ecologie en beplanting, ontstaan er kansen die je met traditionele kaders nooit zou bereiken.”
Henk Wentink benadrukt daarbij het belang van bestuurlijk lef: “Het vraagt om bestuurders die durven af te wijken van de gebaande paden. Maar als ze dat doen, krijgen ze er iets voor terug dat impact heeft op ecologie, klimaat én leefkwaliteit.”
Een essentiële stap die aan de basis stond van het Superbloei-project was de circulaire sloop van het oude provinciehuis van Gelderland. Onder leiding van Maik Knuiman, destijds opdrachtgever vanuit de Provincie Gelderland, werd het gebouw niet traditioneel gesloopt maar volledig circulair gedemonteerd. “We hebben het gebouw letterlijk uit elkaar gezaagd, waarbij het beton en andere materialen één op één zijn hergebruikt,” aldus Knuiman. Dit proces leverde diverse prijzen op en zette een nieuwe standaard voor duurzaam slopen binnen Nederland en Europa.
In dezelfde innovatieve geest werden bij het realiseren van Superbloei ook materialen hergebruikt en werd aandacht besteed aan inclusiviteit. Zo werd bijvoorbeeld materiaal van de circulaire sloop gebruikt in een circulaire fietsenstalling met geïntegreerd insectenhotel. “Deze objecten landden – zonder vergroening – letterlijk als UFO’s in het versteende landschap,” aldus Knuiman. Ook werd een bomenhub ingericht om bomen tijdelijk te huisvesten voordat ze elders een definitieve plek krijgen, wat opnieuw aantoont hoe circulaire principes de basis vormden van het hele project.